Duingebied Nes / Buren

Geschiedenis van het duingebied bij Nes

 

Met De Bosrand wordt hier het duingebied bedoeld dat ingeklemd ligt tussen de Zwarteweg en het in de jaren ’70 gekapte Buurderbos. Aan de westkant is het gebied begrensd door het Nesserbos. Aan de oostkant vormt de duinrug van de Derksen Staats duinen en het Geitenduin een natuurlijke scheidingslijn. Men noemt dit gebied ook wel de Binnen duinen. Eigenlijk is het gebied nog iets groter; het loopt namelijk door tot aan de Strandweg van Buren.In het gebied van De Bosrand staan anno 2007 ongeveer 175 zomerhuizen. Permanente bewoning is hier op grond van het bestemmingsplan niet toegestaan. Van deze zomerwoningen dateren slechts enkele van voor de Tweede Wereldoorlog; de meeste zijn nadien gebouwd. Oorspronkelijk was dit deel van cle Binnenduinen elgendom van agrariérs, vooral van boeren uit Buren. Zij lieten hier hun koeien grazen. Dit grondgebruik verklaart tegelijkertijd de naam van het huis Koeduin / ’t Coeduin aan de Zwarteweg. Veel te vreten zal er voor die beesten niet zijn geweest, slechts schraal duingras. Maar alles was meegenomen, want in de eerste helft van de 20ste eeuw was de economische situatie van de agrarische bedrijven op Ameland verre van rooskleurig. Er heerste nogal wat armoede. Ieder beetje extra voer was welkom.

De oude ansichtkaart hierboven geeft een goed beeld. Het Buurderbos is al enige jaren ingeplant. Koeien grazen in het gebied dat we nu kennen als “De Bosrand”. De duinen op de foto zullen in het veld nog wel terug te vinden zijn. Niet alleen de topografische kaart uit 1927, maar ook de kadasterkaart bieden aanwijzigen voor dit vroegere, agrarische grondgebruik. Op de kadastrale kaart uit 1976 staat een groot aantal kleine bouwpercelen ingetekend. Hierop zijn tegenwoordig zomerhuizen gebouwd.

 

Ter oriéntatie: bovenaan loopt de grens met het Nesserbos; de onderste lijn op de kaart vormt de vroegere begrenzing van Paulus Brouwer / kampeerterrein Brouwer. Deze kadasterkaart uit 1976 (zie volgende bladzijde) is niet zo interessant vanwege de serie bouwkavels die hierop te zien is. Het gaat om de verdeling op een hoger schaalniveau. De gekleurde Iijnen maken namelijk duidelijk dat het hele gebied van de Binnenduinen destijds was opgedeeld in elf, min op meer regelmatig gevormde percelen. Ondanks de Iatere opdeling in bijna 200 bouwkavels, is deze oorspronkelijke reeks van rechte grenslijnen ook nu nog steeds “in het veld” te herkennen. Deze kavelgrenzen lopen van zuid naar noord, Ioodrecht op de Zwarteweg en eindigend bij de domeinduinen (deze zijn in het begin van de 20ste eeuw ingeplant als bos). De later aangelegde ontsluitingswegen trokken zich overigens niets aan van deze oorspronkelijke kavellijnen; deze wegen slingerden door het hele gebied heen.Tot in de jaren ‘2O van de vorige eeuw was het gebied van de Binnenduinen gemeenschappelijke grond. Zoals de Oerdwei / Nieuwlandsrijd tegenwoordig ook nog steeds gemeenschappelijke grond is. Aan dit gemeenschappelijke bezit (markegronden) kwam in 1929 een eind. Het gebied werd toen opgesplitst volgens de verdeling zoals op de kaart hiernaast te zien is. De oppervlakte van de verschillende percelen loopt niet veel uit elkaar. Enkele percelen zijn opvallend kleiner. Dit is mogelijk het gevolg van een Iatere opsplitsing bij vererving. Deze zogenoemde “Akte van Markverdeling” werd op 19 juli 1929 bij notaris Pieter Daniel Poelstra uit Leeuwarden gepasseerd.

De eerste zomerwoningen

Al voor de Tweede Wereldoorlog stonden er op de buitenste duinenrij, Iangs de Iatere Zwarteweg, enkele zomerwoningen. Bijvoorbeeld Steenuiltje, Joli en Grauweduun. Meestal waren het houten huizen, een enkeling was van steen. Direct na de oorlog kwamen er steeds meer woningen bij. In eerste instantie Iangs de Zwarteweg en daarna op de hogere gedeelten van de Binnenduinen, vooral Iangs de noordrand. Het nattere middengebied bleef aanvankelijk grotendeels onbebouwd. Eind jaren ‘5O kwam een grote bouwstroom op gang. Het duingebied werd daarbij geleidelijk verder opgesplitst in kleinere grondstukken. Deze kavels bleven deels in bezit van Amelanders zelf, deels kwamen ze in handen van niet-eilanders of in handen van wat we tegenwoordig projectontwikkelaars noemen. De collectieve bouw van de elf “provinciehuisjes” zorgde voor een ware stroomversnelling. Het bleef echter niet bij dit elftal zomewvoningen; dit standaardontwerp werd later voor nog meer zomerwoningen in de omgeving gebruikt. Op een enkeling na is geen enkele van deze “provinciehuisjes” nog in de oorspronkelijke staat. Ze zijn allemaal op een of andere manier verbouwd en groter geworden, soms zelfs qua afmeting verdubbeld. De kenmerkende T-vorm van het ontwerp is echter overal afleesbaar gebleven, evenals de driehoekige raampartij boven in de nok van de zijgevels. De bestemmingsplannen van Ameland schrijven voor dat zomerwoningen in de duingebieden voorzien moeten zijn van een rieten dak. Dit soort dakbedekking acht men beter passen in dit landschap. Hier valt iets voor te zeggen. In het gebied De Bosrand / Binnenduinen zijn alle zomerhuizen dan ook voorzien van een rieten kap. Op twee uitzonderingen na, namelijk de bungalows “Vrij en Blij” aan de Zwarteweg en “In ’t Glop” aan de hoek Strandweg / Glopweg. In de tijd waarin “Ewoud” nog een bungalow was, droeg ook deze woning geen rietendak, maar bij de herbouw – eind jaren ‘9O – kwam deze dakbedekking er alsnog. Langs De Bosrand, nabij de Badweg van Nes staan enkele zomerhuizen met een rood pannendak, bijvoorbeeld Pax Sperata. Deze woningen zijn gebouwd in een tijd waarin dit “rieten dak”-voorschrift nog niet in het bestemmingsplan was opgenomen. Ameland is overigens het enige Waddeneiland dat een dergelijke dakbedekking in bestemmingsplannen voorschrijft. Zomerhuizen, die in de duinen van andere Waddeneilanden zijn gebouwd, vallen met hun rode pannendaken extra op en verstoren het landschap meer. De rieten daken betekenen voor huizenbezitters een extra kostenpost, maar ze geven aan het landschap van Ameland een extra kwaliteit. Eén zomerwoning verdient wat extra aandacht. Donax, de wetenschappelijke naam van het schelpdier “Zaagje”, maar ook de naam van een uiterst kleine zomerwoning aan De Bosrand. Met nog steeds donkerbruine, houten buitenwanden en met geel geverfde kozijnen. De woning is gebouwd in 1954. Dit zomerhuisje is nog volledig in de oorspronkelijke staat en prijkt op de gemeentelijke monumentenlijst. Aanpassingen zijn niet toegestaan, niet binnen en niet buiten. Binnen is de ruimte erg beperkt. Modern gemak ontbreekt grotendeels. Verplaatsing naar het Openlucht Museum in Arnhem lijkt eerder voor de hand te liggen. Toch maken de (klein) kinderen van de oorspronkelijke eigenaren graag gebruik van Donax. Dit gebruik beperkt zich alleen tot het zomerseizoen, want verwarming ontbreekt. Aan het begin van de herfst worden houten Iuiken voor de ramen geschroefd, de waterleiding wordt afgetapt en tot slot verhuist het losse naambordje Donax naar binnen. Dit Iaatste is een voorzorgmaatregel, want dit schelpvormige naambordje lijkt een gewild collectors-item.

Verdichten en verbouwen

Vanaf het eind van de jaren ’50 raakt het gebied van De Bosrand Iangzamerhand volgebouwd. Ieder jaar komen er weer nieuwe woningen bij. Vanaf de jaren ’80 begint een tweede “bouwgoIf”. De eerste generatie zomerwoningen blijkt te klein of biedt te weinig comfort. Amelander bouwbedrijven krijgen het druk met de ene verbouwing na de ander. Uitbouwen, serres, schuurtjes, alle denkbare varianten zijn aan de orde. Sommige oudere zomerhuizen worden volledig gestript. De oorspronkelijke, vaak zwart geteerde houten buitenwanden verdwijnen; stenen muren komen hiervoor in de plaats. Hierbij blijft het oorspronkelijke beeld van de woningen meestal intact. Een treffend voorbeeld van een dergelijke aanpak vormt de zomerwoning Maaike, tegenwoordig De Ark geheten. In sommige gevallen wordt de woning afgebroken en komt er iets totaal nieuws voor in de plaats

Ongebaande wegen

Tachtig jaar geleden liep er nog geen enkele weg door het gebied van De Bosrand / Binnenduinen. Dit is cluidelijk te zien op het topografische kaartje uit 1927 (blz. 31) en op de getekende kaart uit het begin van de jaren ‘2O van de vorige eeuw (blz. 36). Akkertjes, weilanden en het duingebied gingen ongemerkt in elkaar over. Er liep slechts een voetpad vanuit Nes — eigenlijk meer een karrenspoor – door de velden heen naar het Burenstrandpad, de huidige Binnenduinweg (op het kaartje met nr. 18 aangeduid). [De overige cijfers op dit kaartje duiden op hoogteligging, zoals 28+ en 31+, dan wel zijn

(onderstreepte) nummers van kadasterstenen op de grenslijn tussen rijkseigendom en gemeenschappelijke gronden. In de jaren ‘2O bestond de Zwarteweg dus nog niet; deze kwam er pas kort voor de Tweede Wereldoorlog. Het was in het begin van de vorige eeuw tamelijk lastig om vanuit de dorpen het gebied van De Bosrand / Binnenduinen binnen te komen. . Er bestonden maar twee “natuurlijke” toegangen: de doorsteek bij de Binnenduinweg en de doorsteek bij het huidige Brouwerspad. Op andere plaatsen moest men altijd over meerdere duinenrijen klimmen. Op topografische kaarten uit de jaren ’50 en foto’s is te zien dat vanuit deze twee toegangspunten verschillende ontsluitingspaden uitwaaieren, het achterliggende gebied in.

Eind jaren ’50 ontbraken perceelsafscheidingen ook nagenoeg volledig. Fietsers, boerenwagens,
wandelaars en af en toe een auto gingen hun eigen gang; zij zochten het meest geschikte
spoor om verder te komen. Hierbij schonk men weinig aandacht aan eigendomsgrenzen. Zo liepen bijvoorbeeld kampeerders regelmatig over het terrein van “AnneIies” om het kampterrein te komen.

Iedereen was gewoon om tussen de verspreid staande zomerhuisjes door naar het strand of het bos te lopen. Overal was immers wel een platgetreden voetspoor te vinden. Tot aan het begin van de jaren ‘6O waren alleen de Zwarteweg en een stukje weg langs de bosrand (half) verhard. Elders ontbrak elke vorm van verharding. Men kon eigenlijk overal met een fiets of een auto rijden, al had dit wel vaak het karakter van een
terreincross. Wanneer de gaten in een pad te zanderig werden of wanneer ze juist vol stonden met regenwater, dan reed men er met een ruimere bocht omheen. Zo werden de paden langzamerhand steeds breder. Het ligt voor de hand dat openbare verlichting in de eerste helft van de vorige eeuw ongekende luxe was; deze ontbrak gewoonweg.

De Bosrand zelf is op het moment van deze foto-opname nog onverhard. Langs dit zandpad zijn al wel een paar bovengrondse elektriciteitspalen te ontwaren. Op de foto hierboven is ook te zien dat de Helmweg kort tevoren geasfalteerd is, evenals de Provincieweg en de Postweg. In de bermen van de Helmweg verschijnen de eerste afrasteringen. De rij met paaltjes is herkenbaar. Deze afrasteringen moeten passanten ervan weerhouden om de oude voetpaden te blijven gebruiken. Voortaan vormt het asfalt de aangewezen weg.

Op de foto hierboven zijn nog veel andere interessante dingen te ontdekken:
1. Het bos aan de noordkant: de Bosrand waarnaar dit gebied van de Binnenduinen en ook de huidige verharde weg zijn vernoemd.
2. De elf identieke provinciehuisjes zijn kort voor de foto-opname gebouwd.
3. De Sneeuwgans (destijds nog met de naam Vuursalamander) links onderaan; in die tijd nog met een roodbruine, houten bovenbouw, later opgetrokken met witte stenen. Deze zomerwoning brandde af in de nacht van 3 november 2006.
4. De Bonte Piet, direct boven De Sneeuwgans: anno 2007 nog nagenoeg onveranderd en met dezelfde kleurstelling. Midden onderaan: “SklarIün”; en even rechts daarboven “De Instuif”: ook deze twee woningen zien er tegenwoordig nog bijna precies zo uit.
5. Verschillende open plekken die inmiddels als bouwkavel zijn uitgegeven en volgebouwd.